Een heel ander leven begon hier, na 7 oktober. Roni Safian probeert uit te leggen hoe ze zich voelt. Ze zit in haar kapsalon in een smalle straat van Tel Aviv. Zij en haar gezin kwamen op 7 oktober terug van een vakantie in de VS. Hoe die vakantie was? Ze kan het zich nauwelijks meer herinneren. „De tijd voor ervoor lijkt wel uitgevlakt.”
In Tel Aviv staan weer files op de uitvalswegen, terrassen zijn open, winkels ook. Er zijn geen toeristen, wel plukjes Israëliërs die over de boulevard langs het strand wandelen of op het gras zitten. Maar het leven is niet zoals het was. Wordt dat het ooit weer in het vrije, vrolijke Tel Aviv, stad met de vele feesten en feestjes waar voor iedereen plaats was?
Nu zindert overal de oorlog. En die oorlog is niet ‘Gaza’, maar 7 oktober, Wie je ook spreekt, binnen een halve minuut gaat het over de brute aanval van die dag door Hamas vanuit Gaza op een dansfeest en verschillende kibboetsen in het zuiden van Israël. Dat weekeinde werden 1.200 mensen gedood, ongeveer 240 mensen werden ontvoerd. Nooit kwamen op een dag zoveel Israeliërs om door geweld. De tegenaanval van Israël in de Gazastrook is nog steeds gaande, tot nu toe kwamen daarbij meer dan 12.000 Palestijnen om.
Ongeloof en woede beheersten de eerste weken, maar die hebben in Tel Aviv nu plaats gemaakt voor bezorgde neerslachtigheid. En eenzaamheid. „Ik voel me depressief”, zegt Sharon Or’li (30), eigenaar van een telefoonwinkel en vader van drie jonge kinderen. Hij kan niet praten over de slachtpartijen, die waren te groot en te wreed om over na te denken. Laat staan iets zinnigs over te zeggen.
En vervolgens doet hij wat iedereen doet. Hij praat. Hij praat toch. Twee zussen van een goede vriendin van hem uit Herzeliya zijn gedood. Ze waren op het dancefestival. Een werd daar doodgeschoten. Het lichaam van de ander zag de familie op een filmpje. Het had geen hoofd.
‘In jouw land haten ze ons toch?’
Israël is klein en alleen al door de algemene dienstplicht zijn de sociale netwerken groot. Iedereen kent via-via mensen die omkwamen of gegijzeld werden, en niet zelden van dichtbij. Grote portretten van de gijzelaars hangen overal in de hele stad. Een geel bandje om de pols betekent dat je meeleeft. Iedereen draagt een geel bandje. Aan vele balkons hangen Israëlische vlaggen en spandoeken met de tekst: ‘Breng hen vandaag thuis!’
Voor mensen buiten Israël die elke dag op televisie en op andere mediaplatformen de Palestijnen in Gaza zien lijden onder de bombardementen, is deze toestand in Tel Aviv moeilijk voor te stellen. De krater die 7 oktober in de Israëlische samenleving sloeg, is peilloos. En de Israëliërs weten hoe de stemming in het buitenland is. Iedere buitenlander krijgt hier telkens opnieuw dezelfde vraag: ‘In jouw land haat iedereen ons toch?’
Praat met een groepje twintigers op de boulevard in Tel Aviv en ze willen je filmpjes laten zien van 7 oktober. De baby die levend in de oven wordt gelegd. „Het is echt hoor. Kijk hier komt hij er zwartgeblakerd uit.” De verbijsterde, met bloed besmeurde kinderen die schreeuwen om hun ouders. Ze liggen achter hen op de grond. Dood. „Wil je die niet zien? Een filmpje uit Gaza dan? Het is nieuw.” Een soldaat betreedt een roze geverfde meisjeskamer en tilt het matras op: naast elkaar in het gelid liggen raketkoppen en wapens. „Dit is de andere kant, hè”, zeggen ze. Ze bedoelen: Hamas en de burgerbevolking zijn een niet te ontwarren kluwen. „We hebben geen keus dan te doen wat we doen.”
Gemengde school
„Jaag alle Gazanen de zee in!” Ja, ze hoort dat nu vaak, zegt Roni Safian in haar kapsalon. Zijzelf dacht zulke dingen nooit. En nog steeds vindt ze dat niet. „Ik geloof oprecht dat we kunnen samenleven. Juist daarom ging een van mijn zoons naar een Palestijns-Israëlische school in Jaffa. Palestijnen en Israëliers willen hetzelfde: een rustig, vreedzaam leven.” Maar, zegt ze terneergeslagen, dat wereldbeeld, míjn wereldbeeld, is nu totaal verstoord.
Haar werk is een redding, een afleiding, zegt ze. Ze kan doorgaan. Ze móét doorgaan. Maar de aarzeling ligt op de loer. Toen een Palestijns-Israëlische vriend langs de salon fietste, ging ze naar buiten voor een knuffel. „Het is een goede vriend. Dat blijft hij. Maar ineens is er een afstand. We voelden allebei dat er wat veranderd was.”
Ze vertelt over een ándere vriend, een Israëliër, die Arabisch studeerde vanwege zijn liefde voor de poëzie en literatuur. „Hij voelde zich ziek toen hij filmpjes zag van de aanval van 7 oktober waarin de terroristen de taal die hij liefheeft zo misbruiken tijdens die slachting.”
Haar twee jongste zoons van 17 en 13 proberen de oorlog zoveel mogelijk te negeren. Haar oudste zoon zei tegen haar dat hij het onverantwoordelijk vindt voor ouders om kinderen in Israël te laten opgroeien. „Dat raakte me diep”, zegt Safian. „Ik vertelde hem dat zijn grootouders juist naar dit land kwamen vanwege dezelfde soort aanvallen en agressie die ze meemaakten in hún landen. Het was een goed gesprek. Hij voelde zich rustiger daarna.”
Vredesblok in tweeën gespleten
Het zijn vooral de linkse Israëliërs die het zwaar hebben, zegt Amit Hevrony (39) bij een kop koffie. „De hardliners zeggen: zie je wel. Arabieren zijn niet te vertrouwen.”
Het vredesblok is in tweeën gebarsten, denkt ze. Een deel voelt zich ontnuchterd en stelt dat ze bij nader inzien naïef waren. Het andere deel, en zijzelf hoort daarbij, zegt: ook nu, juist nu, moeten we stoppen met vechten, en praten. Maar ons deel, zegt ze, is klein.
Ze begrijpt de roep om wraak volkomen. Ook zij zag gruwelijke video’s. Maar ze kijkt ook naar filmpjes over het leed van Palestijnen, dat je weinig op de Israëlische televisie ziet. „Als er geen oplossing komt waardoor we in gelijkheid kunnen samenleven, wat doen we hier dan nog?”
We zouden hulp moeten vragen en accepteren van de internationale gemeenschap, vindt ze. Het conflict is nu zo geëscaleerd dat we dit niet meer alleen kunnen. Van de huidige regering verwacht Hevrony helemaal niets. En dat is een gevoel dat volgens een recente peiling de grote meerderheid van de Israëliërs heeft bevangen. „Het leger was niet voorbereid op de aanval, dat is Bibi’s verantwoordelijkheid”, zegt ze over de rechtse premier Benjamin Netanyahu. „Maar mijn afkeer van de rechtse koers stamt van veel eerder. Ik strijd al vijftien jaar tegen deze regering.”
Hoe ze nu verder gaat? De eerste weken was ze met vrienden vooral bezig met het inzamelen van geld en spullen om de mensen uit de getroffen kibboetsen die elders werden opgevangen te steunen. Nu heeft ze haar werk in de wijnmakerij bij Jeruzalem weer opgepakt. Ze gaat naar pilates, ze drinkt koffie op een terras. „Je moet doorgaan met het normale leven om niet gek te worden.” Soms zou ze willen vertrekken. „Maar ik kan mijn land niet bloedend achterlaten.” Er rolt een traan over haar wang.
We zijn allemaal getraumatiseerd, zegt ze daarna. Palestijnen én Israëliërs. Samen moeten we hieruit komen. „Ik citeer graag de Israëlische comédienne Noam Shuster-Eliassi. Zij zei: ‘From the river to the sea. We all need therapy’.”